Onderzoek in de MABEL-groep van de Katholieke Universiteit (KU) Leuven heeft laten zien dat er 5 cruciale factoren zijn om in een bepaalde omgeving een biosimilarbeleid te laten slagen:
- Maak alle betrokkenen (zoals patiënten, voorschrijvers, apothekers, verpleegkundigen, ziekenhuismanagers, verzekeraars) deelgenoot van het beleid.
- Zorg voor een eensluidende boodschap over biosimilars.
- Informeer de patiënt over de betrouwbaarheid van biosimilars.
- Compenseer de organisatie voor het inzetten van een kosten-efficiënt beleid.
- Wees transparant over waar de besparingen heengaan.
Bij 4 van de 5 factoren spelen patiënten een belangrijke rol: ze zijn de ultieme belanghebbende en dienen goed te worden geïnformeerd. De vraag is dan: wie moet dat doen? De voorschrijvende dokter heeft daar maar beperkt tijd voor. In het ziekenhuis is daar de verpleegkundig specialist die dat kan doen. Buiten het ziekenhuis spelen patiëntenverenigingen een belangrijke rol in het onafhankelijk informeren van patiënten. Onderzoek heeft laten zien dat dat veelal niet goed gebeurt.
Voor wat betreft de verpleegkundig specialist: de European Specialist Nurses Organisation (ESNO) heeft een aantal jaren geleden deze taak al opgepakt en is in Europees verband scholing gaan verzorgen en heeft een goede informatiegids met een informatiedraaiboek opgesteld
( https://esno.org/assets/files/Biosimilars%20Guideline%20V2%20NL.pdf ). Binnen de groep verpleegkundig specialisten in de oncologie, reumatologie en bij ontstekingsziekten van de darm verloopt het informeren van patiënten goed. Maar bij andere specialismen gaat dat minder goed. En in een aantal Europese landen hebben ze geen verpleegkundig specialisten, waardoor de patiënten in de (informatie) kou blijven staan. Conclusie: deze mogelijkheid tot informatievoorziening over biosimilars moet in Europa meer aandacht krijgen.
Daarnaast spelen patiëntenverenigingen een rol in de informatievoorziening richting patiënten. Het onderzoek naar wat patiënten bij hun patiëntenvereniging kunnen opsteken, stemt niet vrolijk. Hoewel sommige patiëntenverenigingen het goed doen, bijvoorbeeld in de oncologie, heeft bijna de helft van de patiëntenverenigingen weinig tot geen, of onjuiste informatie op hun website staan om patiënten te informeren over biosimilars. En dan is het niet raar dat patiënten wantrouwig staan tegenover biosimilars en het nocebo-effect op de loer ligt. Het nocebo-effect is dat bij een negatieve verwachting – door bijvoorbeeld verkeerde voorlichting over een behandeling – er een serieuze kans is dat de therapie minder goed werkt of gepaard gaat met bijwerkingen.
Dus hoog tijd dat de verschillende partijen met elkaar om tafel gaan om de gesignaleerde kennishiaten op te lossen. Dat gebeurde tijdens een workshop op 24 mei in Amsterdam op de bijeenkomst op initiatief van Medicines for Europe, de Europese vereniging van generieke en biosimilarbedrijven. Voor die workshop waren een aantal Europese patiëntenverenigingen uitgenodigd, waarvan er uiteindelijk 7 deelnamen. Verder had een aantal biosimilarbedrijven hun informatiespecialisten afgevaardigd om te komen luisteren.
Ongeveer de helft van de tijd werd besteed aan een introductie, met een voordracht hoe de Europese vereniging van maagdarmkanker-patiënten dit heeft aangepakt en hoe de ESNO gezorgd heeft dat hun leden hun voorlichtende rol goed konden vervullen. En er was veel tijd voor discussie.
De workshop werd geleid door prof. Arnold Vulto, voorzitter van Biosimilars Nederland en dr. Liese Barbier, lid van de Kerngroep van IBN en apotheker en post-doctoraal onderzoeker aan de KU Leuven. Prof. Vulto liet in zijn presentatie zien dat er een verschillende mooie voorbeelden zijn van geslaagde informatie over biosimilars aan patiënten. In deze voorbeelden werd een oplossing gevonden voor twee problemen: hoe kunnen patiënten de informatie vinden en wat doe je ermee dat in Europa tientallen talen worden gesproken? Het succes van patiëntenvoorlichting wordt bepaald door de bereikbaarheid (vindbaarheid) en de inhoud, maar vooral ook door de leesbaarheid: kan de doelgroep het in de eigen taal lezen.
Dr. Liese Barbier liet zien dat zij in haar onderzoek had gevonden dat websites van patiëntenverenigingen er soms met hun biosimilarinformatie flink naast zaten. Blijkbaar hebben die verenigingen ondeskundige adviseurs en komt er onbetrouwbare informatie op hun website. Maar wie gaat dat oppakken?
Verder liet prof. Vulto in zijn presentatie zien welke verworvenheden biosimilars hebben meegebracht: meer patiënten die behandeld kunnen worden met biologische geneesmiddelen tegen lagere kosten, terwijl er niet wordt ingeboet op kwaliteit. Het is geen kleinigheidje: het gaat om grote aantallen patiënten en heel veel geld, dat hierdoor beter kan worden besteed.
De Nederlandse verpleegkundig specialist reumatologie drs. Hanneke Nieuwenhuis uit het Maaslandziekenhuis in Rotterdam vertelde hoe de ESNO ertoe was gekomen om een handboek te maken ter ondersteuning van verpleegkundigen in hun voorlichtingsrol. Van dit handboek kan een Nederlandse versie gratis worden gedownload op: https://esno.org/assets/files/Biosimilars%20Guideline%20V2%20NL.pdf
Dr. Marianna Vitaloni vertegenwoordigde de patiëntenstem. Kankerpatiënten stonden in sommige landen wantrouwig tegenover de behandeling met biosimilars door een gebrek aan kennis. En in andere landen waren biosimilars buiten bereik van de patiënt door een gebrek aan geld. In 2018 werd door Digestive Cancers Europe, een Europese koepelorganisatie van nationale patiëntenverenigingen een nascholingstraject van de bestuurders van Digestive Cancers Europe gestart. Dit nascholingstraject werd uitgebreid met een meertalige website met informatie om patiënten te ondersteunen bij hun kosteneffectieve behandelkeuze. Door het gebruik van biosimilars kwam er geld vrij, waardoor biologische therapie binnen bereik van veel patiënten kwam. Op de website van Digestive Cancers Europe ziet u dat de organisatie met strijdbare acties betere therapie voor veel patiënten bereikbaar heeft gemaakt.
Het tweede deel van de workshop bestond uit een schriftelijke vorm van een ‘brain-storm’: een ‘write storm’. De deelnemers werd gevraagd om op 3 vragen antwoorden op te schijven op een vel papier. Na 10 minuten schoven ze dat vel door naar hun rechter buur, die de antwoorden aanvulden of van commentaar voorzagen. Na opnieuw 10 minuten herhaalde dit zich. Zodoende kon iedereen in alle rust nadenken over ideeën hoe de patiënteninformatie verbeterd zou kunnen worden.
De 3 vragen waren:
- Schrijf 3 voorbeelden op van goede bronnen van patiënteninformatie die u kent.
Voeg toe: Waarom vindt u die goed? Is er iets dat u bijzonder waardeert?
Zijn er elementen waarvan u minder gecharmeerd bent?
- Schrijf 3 elementen op die u mist of onvoldoende tegenkomt in biosimilarinformatie voor patiënten.
- Wat is er nodig om die informatieleemte/achterstand op te vullen? Graag uw suggesties.
Deze gezamenlijke schrijfactie – die door de gekozen vorm geen last had van dominante stemmen of opinies – leidde tot een rijke oogst aan commentaren en suggesties. Deze wordt geordend en gebundeld tot een document, waaruit actiepunten ter verbetering van de patiënteninformatie gehaald kunnen worden. Wij houden u op de hoogte!
De inleidende presentatie van prof. Arnold Vulto en Liese Barbier en de presentatie van drs. Hanneke Nieuwenhuis en van dr. Vitaloni kunt u hier vinden op de website van IBN.
Arnold G. Vulto
Volg ons via: