Eerste Belgische Biosimilar Conferentie
In België is de financiële nood bij het beheersen van het geneesmiddelenbudget niet anders dan in Nederland. In aanwezigheid van minister van volksgezondheid Dr. Maggie de Block, vond op 15 april 2016 een Eerste Belgische Biosimilar Conferentie plaats, georganiseerd door FeBelGen,
Als locatie voor het congres was gekozen voor de statige promotiezaal van de Katholieke Universiteit Leuven. Het congres was onder voorzitterschap van Prof. Dr. René Westhovens, hoogleraar reumatologie aan de KU Leuven.
Alle bekende onderwerpen passeerden de revue: ontwikkeling en registratie (Flamion, Namen), kosten (Cornes, Bristol), het gebruik bij ontstekingsziekten van de darm (d’Haens, AMC). Prof. Vulto (ErasmusMC, Rotterdam) ging in op barrières in de markt van biosimilars, en hoe die aangepakt kunnen worden.
België heeft een nogal afwijkend systeem van geneesmiddelenprijzen als patenten zijn verlopen en concurrerende producten op de markt komen: alle prijzen zakken ongeveer gelijkelijk. Daardoor is de opname van biosimilars in België heel laag. Of, zoals minister De Block zei: “We hoeven niet bang te zijn dat het minder wordt….. “ De minister heeft een pact gesloten met de hele sector, met als doel dat eind 2016 minstens 20% van de patiënten die behandeld gaan worden met een biologisch geneesmiddel, een biosimilar krijgt voorgeschreven.
De meest opmerkelijke uitspraak van de dag was die van een vertegenwoordiger van een patiëntenvereniging die aan het einde van het programma zei: “Nog niemand heeft mij geïnformeerd dat er zoveel en zo grondig onderzoek wordt gedaan naar biosimilars. De boodschap dat biosimilars aan dezelfde eisen van kwaliteit, werkzaamheid en veiligheid moeten voldoen als elk ander geneesmiddel was nieuw voor mij. Ik bezie biosimilars nu met geheel andere ogen”.
Ook in België is dus de boodschap: educatie, educatie en educatie.
Bekijk hier de presentaties
Bekijk hier de foto-impressie
Europese reumatologie congres
Het jaarlijkse Europese reumatologie congres (EULAR) vond plaats in Londen van 8 tot 11 juni 2016. Dit congres trekt duizenden reumatologen uit de hele wereld en dit jaar was er veel aandacht voor biosimilars. Tijdens het congres waren er zes satelliet-symposia over biosimilars. Daarnaast waren er 35 abstracts over biosimilars, die samen een mooi beeld gaven van het onderzoeksveld en welke biosimilars er voor de reumatologie nog minstens in de pijplijn zitten: 3 infliximabs, 3 etanercepts, 4 adalimumabs, en 3 rituximabs.
Belangrijk waren de rapportages van biosimilar-gebruik in de dagelijkse praktijk. Zo was er een rapportage uit DANBIO (een nationaal register met meer dan 95% van alle reumapatiënten in Denemarken) over 647 patiënten met reumatische aandoeningen die waren overgezet van Remicade op biosimilar infliximab (CT-P13). Voor het merendeel van de patiënten verliep de overgang ongemerkt. Er werd wel een afname van effectiviteit waargenomen, maar dat was gemiddeld niet anders dan wat ook gebeurt onder het referentieproduct. Ongeveer 7% van de patiënten stopte met infliximab, ongeveer de helft omdat het onvoldoende werkzaam was geworden. Deze groep wil men nader gaan onderzoeken op de oorzaken daarvoor.
Op woensdag 8 juni was er een boeiend symposium over gebruik van biologische geneesmiddelen en antilichaamvorming. De Amsterdamse onderzoeker Dr. G.J. Wolbink betoogde dat het belangrijker is om te kijken naar blootstelling in het bloed (bloedspiegels) dan naar antilichamen. Op basis van bloedspiegels kan de behandeling beter worden gepersonaliseerd. Nederland is daarbij in het voordeel, omdat bijna alle bloedspiegels centraal worden bepaald bij Sanquin. Nagore uit Barcelona liet zien dat met drie verschillende meettechnieken er geen verschil gevonden kon worden in antigeniciteit bij Remicade en CT-P13.
Prof. Tore Kvien uit Noorwegen, de hoofdonderzoeker van het NOR-SWITCH onderzoek, vertelde de laatste stand van zaken over biosimilars in Scandinavië. Het was interessant te zien dat er verschillen zijn in infliximab-opname tussen Noorwegen, Zweden, Finland en Denemarken, terwijl deze landen een sterk vergelijkbaar zorgsysteem hebben. Hij liet consistent zien dat biosimilars leiden tot prijsdaling in de breedte en een toegenomen gebruik: er is een lagere drempel voor starten therapie ontstaan.
De conclusie in allerlei rapportages over dit congres was, dat het biosimilar-onderzoek doodsaai is: je ziet steeds onherkenbaar twee keer hetzelfde. Het klopt steeds als een bus dat er geen verschillen van betekenis worden gezien. En dat is maar goed ook.
Europese Commissie bijeen over update biosimilars
De Europese Commissie organiseert jaarlijks een bijeenkomst om te bezien of het biosimilar-beleid dat zij in gang heeft gezet, naar verwachting verloopt. De 2016-versie van dit Stakeholder Event vond plaats op maandag 20 juni te Brussel. De bijeenkomst werd geopend door Dr. Christian Siebert, hoofd van de Eenheid Biotechnologie en Voedselvoorziening van de Europese Commissie, waaronder de biotechnologische farmaceutische industrie valt.
IMS Health had een rapport voorbereid over de opname van biosimilars in Europa in 2015, en dit werd toegelicht door de heer Per Troein, Vice President Global Strategic Planning van IMS Health. Aan de hand van een groot aantal voorbeelden liet hij zien dat biosimilars een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de duurzaamheid van de gezondheidszorg: kosten van biotechnologische middelen dalen en de toegankelijkheid van patiënten voor deze middelen verbetert.
Download hier het rapport The impact on biosimilar competition on price, volume and market share – updated version 2016
Daarna volgden vier casestudies. Dr. Vito Annese (Florence) presenteerde de eerste resultaten van de PROSIT-BIO onderzoek, de grootste switch-databank van infliximab bij patiënten met ontstekingsziekten van de darm.
Vanuit Nederland was er een bijdrage over de stand van zaken met betrekking tot traceerbaarheid van biotech-geneesmiddelen (Klein & Stolk, Escher Project).
Dr. Fraser Cummings liet zien hoe hij in het Academisch Ziekenhuis van Southampton (UK) 143 darm-patiënten die met infliximab werden behandeld, in drie maanden tijd en omgeven met een uitgekiend voorlichtingstraject had overgezet naar biosimilar infliximab. Tot slot was er een bijdrage van Dr. Krisztina Gecse van de Semmelweis Universiteit in Boedapest over haar onderzoek met biosmilar infliximab bij ontstekingsziekten van de darm.
Zowel de presentatie uit Southampton als die uit Boedapest toonden overtuigend aan, dat de behandeling met biosimilar infliximab volledig gelijkwaardig is aan die van de originator Remicade.
Het middagprogramma ging over de behoefte aan informatie van patiënten en zorgverleners en werd ingeleid door de voorzitter, Prof. Arnold Vulto uit Rotterdam. De problematiek werd toegelicht in twee presentaties van Europese patiëntenverenigingen en twee presentaties van zorgverleners vanuit de reumatologie en vanuit de (ziekenhuis)farmacie.
De patiënten benadrukten dat zij betrokken wilden worden bij besluitvorming bij eventuele transitie-programma’s om biosimilars te gaan gebruiken.
De specialisten drongen er op aan dat het overgaan naar biosimilars gefaciliteerd moet worden met extra tijd voor dokters en verpleging, vanwege de zorgvuldige aandacht die zo’n overstap vraagt. In het dagelijkse klinische bedrijf is er die capaciteit en die tijd niet, waardoor de mogelijkheden van biosimilars onderbenut blijven.
De EU-commissie heeft een op leken gericht Europees geldend Vraag-en-Antwoord document in ontwikkeling dat in alle talen van de Europese gemeenschap zal verschijnen. Zodra dit document verschijnt, zullen wij dat opnemen op de website van IBN.
Volg ons via: