Dr. Sarfaraz Niazi is een veelschrijver over biosimilars in de Verenigde Staten (VS). Zijn artikelen zijn meestal uitvoerig en moeilijk leesbaar. Sinds een tijdje is hij columnist bij het Amerikaanse Center for Biologics en daar schrijft hij duidelijke boodschappen. Zijn column BioRationality van 23 februari 2023 is een mooi voorbeeld. Hij legt in het kort uit welke grote veranderingen er plaatsvinden in het Amerikaanse biosimilarlandschap.
Wat ziet hij als belangrijkste drempels voor het gebruik van biosimilars? Allereerst de prijs of beter: het verschil in prijs tussen de biosimilar en het referentiegeneesmiddel wanneer het referentiegeneesmiddel kortingen geeft. En ten tweede de obstakels in de handelskolom met teveel tussenstations die allemaal (financiële) belangen hebben. Hij stelt ook dat alle aandacht om uit te leggen dat biosimilars even werkzaam en veilig zijn als het referentiegeneesmiddel averechts werkt. Houd het simpel: biosimilars zijn een lager geprijsd en even goed alternatief voor dure innovatieve referentiegeneesmiddelen.
Hoeveel goedkoper kan dit alternatief zijn? Dat wordt bepaald door de netto kostprijs van een product. Wie goedkoper kan ontwikkelen en goedkoper kan produceren kan het geneesmiddel goedkoper in de markt zetten en toch nog winst maken. Niazi gaat op beide aspecten in: de kosten van ontwikkelen, dus wat het kost om een biosimilar te registreren en de kosten om eiwitten te maken en in en flesje of spuit te stoppen.
De World Health Organisation (WHO) heeft uitgerekend dat het produceren van een antilichaam ongeveer 95 tot 200 dollar per gram kost en soms zelfs minder. Een Amerikaanse Medicare-patiënt (vallend onder het Centers for Medicare & Medicaid Services, CMS) betaalt voor de biosimilar van infliximab en rituximab ongeveer 3.500 dollar per gram en voor het referentiegeneesmiddel 10.000 tot 20.000 dollar per gram. Niazi stelt dat er nog behoorlijk wat ruimte is voor lagere prijzen.
En Niazi’s column gaat in op ontwikkelkosten die volgens hem de prijs onnodig opdrijven. Het ontwikkelen van een biosimilar is peperduur, naar schatting 100 tot 300 miljoen dollar. Dat zijn allereerst de kosten van vergelijkende onderzoeken met het referentiegeneesmiddel. Veel registratie-autoriteiten eisen dat het referentiegeneesmiddel op de ‘thuismarkt’ ingekocht is. Gevolg daarvan is dat vergelijkingsonderzoek onnodig dubbel of erger, nog vaker wordt gedaan. Terwijl het referentiegeneesmiddel in de regel in alle landen hetzelfde is. ‘Afschaffen dus die eis’, zegt Niazi. Deze eis heeft vooral impact als je in een patiëntenonderzoek van een jaar voor honderden patiënten duizenden stuks van een referentieproduct moet kopen, liefst van dezelfde charge. Onnodig kostenverhogend stelt Niazi. Bovendien maken fabrikanten van het referentiegeneesmiddel het de biosimilarontwikkelaars soms knap lastig om zoveel materiaal te kopen.
Ten tweede zijn dat de kosten van proefdieronderzoek. Hoewel proefdieronderzoek niet het kostbaarste deel is van de biosimilarontwikkeling is het volgens Niazi weggegooid geld omdat onderzoek met gehumaniseerde eiwitten, zoals antilichamen bij proefdieren geen zinvolle informatie oplevert. En dit onderzoek vertraagt onnodig de ontwikkeling van de biosimilar. De European Medicines Agency (EMA) heeft de eis van proefdieronderzoek lang geleden al laten vallen.
Maar het duurste deel in de biosimilarontwikkeling is het vergelijkend patiëntenonderzoek. En het wordt steeds duidelijker dat de toegevoegde waarde daarvan beperkt is naast het nauwkeurigere laboratoriumonderzoek. Bronnen van de Food and Drug Administration (FDA) schatten dat de kosten van patiëntenonderzoeken tot 70% van het ontwikkelbudget kunnen oplopen, naast dat patiëntenonderzoeken de ontwikkelduur met jaren verlengen. Vervang je dit onderdeel door een farmacokinetische vergelijking met betrouwbare farmacodynamische parameters? Dan scheelt dat heel veel. Een wereldwijde harmonisering van beoordelingsrichtlijnen zou ook overbodig dubbel werk voorkomen. En zorgen voor een versnelling van het ontwikkeltraject tegen lagere kosten. Nieuwe technologieën ter karakterisering van biologische moleculen hebben al veel besparing opgeleverd. En het einde is nog lang niet in zicht. Bij de FDA investeren ze actief in onderzoeksprojecten die nieuwe technieken geschikt maken voor toepassing bij biosimilarontwikkeling.
Tenslotte ziet Niazi de marktstructuur van de Amerikaanse gezondheidszorg als verre van bevorderlijk voor biosimilars. Er zijn teveel schakels en mechanismen die vooral het gebruik van dure geneesmiddelen bevoordelen omdat daar meer aan valt te verdienen. Een van die tussenpersonen in de Verenigde Staten zijn Pharmacy Benefit Managers die gaan over de inkoop en de vergoeding van geneesmiddelkosten voor commerciële zorgorganisaties (en niet voor patiënten). De manier van werken van deze zogeheten Pharmacy Benefit Managers – let wel: benefit voor de commerciële zorgorganisaties en niet voor de patiënten – wordt momenteel onderzocht.
Deze veranderingen maken volgens Niazi dat de Amerikaanse biosimilarmarkt op een keerpunt staat en nu wind in de rug krijgt. Datzelfde kunnen we lezen in twee gedetailleerde rapporten over de actuele stand van de markt:
Dat er beweging ging komen in de Amerikaanse biosimilarmarkt werd hoog tijd, al is het de vraag wanneer de patiënten er iets van merken. Lees meer
Verder is het de vraag wat de gevolgen zullen zijn voor de wereldmarkt. Als de vraag naar biosimilars in de VS stijgt, kan de Europese markt waar de prijzen aanzienlijk lager liggen wel eens weinig aantrekkelijk worden voor biosimilars. Het kan betekenen dat bij een aantrekkende vraag uit de VS er in Europa schaarste aan biosimilars gaat optreden en helemaal in Nederland. De eerste signalen daarvoor worden al zichtbaar.
Volg ons via: